NX toestellen

Geschiedenis

Zoals uit de geplaatste foto's blijkt waren de eerste tableau's voorzien van een zwarte achtergrond. Dit is vanaf 1958 gewijzigd in een groene kleur.

's Hertogenbosch

De eerste NX beveiliging in Nederland is op 4 september 1950 in dienst gesteld te 's Hertogenbosch.
Deze post bevond zich boven het 2e perron.
De toegepaste lichtseinen zijn de lichtseinen van het stelsel 1946.
Deze post is op 13 december 1964 vervangen door een geheel nieuwe beveiliging. De nieuwe post staat ten noorden van het 1e perron bij km. 47.560.
Bij deze ombouw zijn ook de lichtseinen vervangen door lichtseinen van het stelsel 1955.


Het NX-tableau in post T te 's Hertogenbosch.
(Foto: W. Vos)



Blauwkapel

De tweede NX beveiliging is op 21 april 1952 in dienst gesteld te Blauwkapel.
Deze post staat bij km. 3.840 ten zuiden van de spoorlijn Utrecht CS - Amersfoort.
De toegepaste lichtseinen waren lichtseinen van het stelsel 1946; De lichtseinen langs het spoor van Hilversum naar Blauwkapel Noord zijn eind 1961 vervangen door lichtseinen van het stelsel 1955.
In het jaar 1962 gebeurde dit ook met de overige lichtseinen.
Te Groenekan Oost en Utrecht Maliebaan waren afzonderlijke mechanische beveiligingen met armseinen.

Deze beveiliging is op 24 juni 1962 vervangen door de CVL Blauwkapel.
De CVL beveiliging vanuit Post T Blauwkapel is opgeheven op 29 april 1996.


Eindhoven

De derde NX beveiliging is op 29 november 1953 in dienst gesteld te Eindhoven toen de eerste doorgaande treinen over het nieuwe hoge emplacement gingen rijden.
Deze post bevond zich ten oosten van het 2e perron.
De toegepaste lichtseinen waren lichtseinen van het stelsel 1946; een aantal van deze seinen zijn eind februari 1958 vervangen door lichtseinen van het stelsel 1955.


Het NX-tableau van post T te Eindhoven.
(Foto: W. Vos)



Arnhem

De vierde NX beveiliging is op 12 september 1954 in dienst gesteld te Arnhem.
Deze post stond aan de zuidzijde van het emplacement bij km. 91.470.
Op het emplacement te Arnhem werden voor het eerst praatpaaltjes toegepast.


Het interieur van de voormalige post T te Arnhem.
(Foto: W. Vos)



Er zijn in Nederland veel meer NX beveiligingen geïnstalleerd.
In de onderstaande tabel is een opsomming gegeven van alle overige NX beveiligingen.

StationDatum indienststellingDatum buitendienststellingBijzonderheden
Leiden23 april 195620 mei 1979Ombouw naar Integra
Dordrecht27 augustus 195615 oktober 1975Ombouw naar Integra
Rotterdam16 november 195820 mei 1980(3)
Ombouw naar Integra
Hilversum2 maart 19599 juli 1999(1)
Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Naarden-Bussum2 november 19599 juli 1999Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Amersfoort23 april 19614 mei 1998(2)
Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Woerden28 mei 196130 september 1990Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Zevenaar20 mei 196221 mei 1999Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Gouda30 september 196218 november 1990Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Tilburg27 oktober 196323 oktober 1998Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Roermond17 december 196530 augustus 1998Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Maastricht Noord26 juni 19663 november 1985Ombouw naar Integra
Zeer klein toestel op post T
Sittard12 december 196631 augustus 1997Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Binckhorst5 mei 196811 februari 2000Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Deventer26 mei 196823 / 24 november 2001Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Hengelo30 maart 196917 / 18 maart 2002Laatste NX post
Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Zutphen3 mei 19702 / 3 februari 2002Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Roosendaal28 november 19728 mei 1994Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Den Haag CS197321 november 1999Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Amsterdam CS21 april 197412 maart 1995Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)
Haarlem25 mei 197522 oktober 2000Ombouw naar Procesleiding (alleen bediening)

Bijzonderheden:

  1. In de periode 1986 - 1992 werd een proef gehouden met de nieuwe computergestuurde beveiliging EBS (Electronische Beveiliging Simis (Siemens)) vergelijkbaar met ESTW van de DB.
    De NX beveiliging deed toen alleen dienst als het computersysteem niet goed zou functioneren.
  2. Bij dit tableau konden de beginknoppen niet gedraaid worden.
  3. Boven het NX tableau was in 1959 een treinnummerindicator geplaatst. Hierop kon men per spoor zien waar welke trein zich bevond.




Het kleinste NX-tableau van Nederland in post T Maastricht d.d. 27 december 1978.
(Foto: W.Vos)


Beschrijving tableau.

Het tableau bestaat uit een aantal kasten van ongeveer 50 cm breed (oudere tableaux hebben grotere kasten).
Voor Rotterdam CS werden panelen van ongeveer 130 cm hoogte gebruikt. Op deze panelen staat een gestileerde afbeelding van het emplacement met daarop verschillende bedieningsknoppen.


Een verklaring van het tableau met daarop de verschillende knoppen en signaleringen.
Boven een gedeelte van het NX-tableau in de CVL post te Sittard.
(Foto: J.G.C. van de Meene)



  1. Beginknoppen

  2. Deze knoppen konden worden gedrukt of naar boven of beneden worden gedraaid.

  3. Stop / Door knoppen

  4. Deze knoppen dienden voor de bediening van een sein langs de vrije baan in de aankondigingssectie van een overweg bij een halte. Voor een stoppende trein bij de halte kwam het sein tussen de halte en de overweg
    in de stand stop en werd de aankondigingssectie van de overweg uitgeschakeld. Na verloop van enige tijd werd de aankondigingssectie weer ingeschakeld en kwam het sein bij een gesloten overweg weer in de stand voorbijrijden.
    Voor een doorrijdende trein bleef de aankondigingssectie ingeschakeld en werkte het sein automatisch.

  5. Eindknoppen

  6. Deze knoppen konden alleen worden gedrukt.

    Er zijn 3 kleuren eindkoppen in gebruik:



  7. Wisselsleutels

  8. Met deze sleutels kon een wissel individueel worden bediend.
    Hiermee kunnen wissels handmatig naar een bepaalde stand gestuurd worden. Als de wisselsleutel in het midden staat bepaalt de NX-logica naar welke stand het wissel wordt gestuurd.
    Door de wisselsleutel in een bepaalde stand te zetten wordt de NX-logica gedwongen een rijweg via die wisselstand tot stand te brengen.

  9. Grendelknoppen

  10. Het grendel van wissels of de brug kan worden vrijgemaakt door de bijbehorende grendelknop naar onder te draaien. Hierdoor kan het wissel of de brug ter plaatse worden ontgrendeld.

  11. Vrijgave rangeren

  12. Ter vereenvoudiging van het rangeren kan door het bedienen van de knop 'vrijgave rangeren' op het toestel, de centrale bediening worden gewijzigd in bediening ter plaatse.
    Hierdoor kunnen bepaalde wissels ter plaatse bediend worden door middel van drukknoppen (rode knop voor linkleidende stand, zwart voor rechtsleidende stand). Ook kan het zijn dat grendels van wissels worden vrijgemaakt.

  13. Stopplaatsseinen

  14. Op stations zijn soms ook stopplaatsseinen aanwezig. Deze seinen bestaan uit twee blauwe lampen beven elkaar en geeft aan waar een trein langs het perron tot stilstand moet komen.
    Deze seinen kunnen op het tableau worden in- en uitgeschakeld, door deze knop in te drukken resp. uit te trekken.

  15. Verhindering

  16. Als deze om een wisselsleutel is geplaatst, dan mag dat wissel niet worden bediend, omdat er bijvoorbeeld werkzaamheden aan of bij het wissel worden verricht.

  17. Dimmen sein- en tableauverlichting

  18. Op het toestel is ook een schakelaar aangebracht 'seinverlichting hoog-laag'. Hiermee kunnen alle bediende seinen en de cijferbakken van de toeleidende P-seinen gedimd worden ('s avonds).
    Naast het dimmen van de seinverlichting kunnen ook de tableaulampjes gedimd worden. Dit gebeurd met de schakelaar 'tableaulampjes' met de standen 'laag - midden - hoog'.

  19. Storingen

  20. Storingen ten slotte, worden ook op het tableau gesignaleerd. Het gaat hierbij om: stroomvoorziening, wissels vrijmaken, aardsluiting en codegever.

  21. Stroomvoorziening en wissels vrij maken

  22. Het gaan branden met rood knipperlicht geeft aan dat er een storing is opgetreden in het voedingssysteem van de NX-installatie.
    Het gevolg kan zijn dat een deel van de spoorrelais afvalt en de wissels vergrendeld worden en de betrokken seinen op rood vallen. Het tableau geeft dan de beruchte 'kerstboom' te zien (alle rode vergrendelingslampjes branden). Als de spanning weer terug komt dooft het storingslampje en zal een groen lampje in de knop 'wissels vrijmaken' gaan branden.
    Door op de knop te drukken komen de wissels na verloop van 2 minuten weer vrij.

  23. Aardsluiting en codegever

  24. De storing aardsluiting spreekt voor zich. Het lampje codegever werkt als volgt. Als het lampje codegever brandt, dan betekent dit een storing in de knipperspanningsvoorziening (laat een sein knipperen) voor de seinverlichting.
    In de NX-schakelingen zijn voorzorgsmaatregelen ingebouwd die voorkomen dat een sein dat 'groen knipper' toont niet opeens groen gaat tonen, wat een veel beter seinbeeld is dan omstandigheden toestaan

Bediening en signalering

Als een trein het beheersgebied van de post binnenkomt brandt er in de aankondigingsknop een geel licht en er gaat een zoemer af.
Na het indrukken van de knop zwijgt de zoemer. Het lampje dooft als het sein uit de stand stop komt. Nu moet er een rijweg worden ingesteld. Dit kan op verschillende manieren.

Normale rijweg

Door eerst de beginknop te drukken en daarna de eindknop te drukken komt een normale rijweg tot stand. Om deze rijweg te herroepen hoeft simpel weg de betreffende beginknop uitgetrokken te worden. Is er bij de rijweginstelling nog sprake van een stop-door schakeling dan dient nadat de beginknop gedrukt is de knop 'stop' of 'door' gedrukt te worden en tenslotte de eindknop.
Als de trein zich binnen de naderingsafstand bevindt blijven de wissels in de rijweg 2 minuten vastliggen omdat de rijdende trein mogelijkerwijs niet tijdig kan stoppen.

De eindknoppen hebben normaal een zwarte kleur. Bij een spoor zonder bovenleiding is de eindknop blauw. Bij kans op gevaar is de eindknop rood.
Rijwegen naar een spoor met een rode eindknop konden alleen worden ingesteld als een rijweg met beperkte snelheid.
Bij sommige installaties is het ook mogelijk om in één handeling een rijweg in te stellen waarbij ook tussenliggende seinen uit de stand stop komen.
Dit kan door de beginknop aan het begin van de rijweg drukken en de laaste eindknop. Dit wordt doorkoppelen genoemd.

Rijweg met beperkte snelheid

Voor een rijweg met beperkte snelheid dient in plaats van de beginknop te drukken, de beginknop naar onder gedraaid te worden en daarna de op eindknop te drukken.
Om deze rijweg te herroepen moet de beginknop weer naar de normale stand toe gedraaid worden. Hierbij dient vermeld te worden dat bij nieuwere NX-installaties van na 1960 het sein automatisch weer op onveilig komt na het passeren van een trein. Na het passeren dient dan nog wel de beginknop gedraaid te worden naar de normale stand.
Bij oudere installaties moet na het passeren zelf het sein weer op onveilig gezet worden, hier is dus sprake van 'herroepen' nadat een trein het sein heeft gepasseerd.

Een uitzondering hierop was de NX-installatie van Amersfoort, de beginknoppen konden niet gedraaid worden. Een rijweg met beperkte snelheid kwam hier op dezelfde manier tot stand als het instellen van een normale rijweg. Alleen op een aantal belangrijke sporen zat na de beginknop een geel gekleurde eindknop die extra gedrukt moest worden bij een rijweg met beperkte snelheid.

Automatische rijweginstelling

Sommige seinen konden in de automatische stand worden gebracht.
Dit werd gedaan door de beginknop met de witte stip omhoog te draaien waarna het sein automatisch werkte.

Bij sommige emplacementen zoals Amsterdam Muiderpoort kon door middel van één enkele knop het hele emplacement (alle doorgaande sporen) automatisch gesteld worden.
Hierbij hoefde niet alle beginknoppen apart omhoog gedraaid te worden en de einknoppen gedrukt te worden.

Storingen NX-beveiliging en gevaartekens

Zoals bij iedere vorm van beveiliging kwam het ook bij de NX-beveiliging wel eens voor dat er sprake was van een storing.
Om ervoor te zorgen dat de veiligheid hierdoor niet in het geding kwam, waren er ook bij deze toestellen voorzieningen getroffen om in zo’n geval fouten en dus gevaar uit te sluiten.
De beveiliging voorzag hier deels intern in, maar er waren ook speciale hulpmiddelen voorhanden.

Wanneer er een probleem was met een wissel en dit slechts in één stand bereden mocht worden, gebruikte men de wisselsleutel (foto's 1 en 2).
Normaliter bevond deze zich in de middenstand. De apparatuur ging er dan vanuit dat het wissel in beide standen bereden mocht worden.
Bij het instellen van een rijweg, middels het bedienen van de begin- en eindknop, bepaalde de achterliggende techniek (relais) automatisch de meest gunstige rijweg.
Wanneer men nu een wisselsleutel in een bepaalde wisselstand zette, werd de apparatuur gedwongen om enkel rijwegen via de door de treindienstleider bepaalde stand van het wissel in te stellen.
Dit was bijvoorbeeld het geval bij onderhoud aan het betreffende wissel. Om fouten te voorkomen, kon er derhalve een speciaal hiervoor bestemd rood ‘gevaar’-schildje aan de wisselsleutel aangebracht worden (foto's 1 en 2).
Deze vestigde niet alleen de aandacht op de afwijkende situatie, maar verhinderde ook het daadwerkelijke omleggen van de schakelaar.

    

Het aanbrengen van een gevaarteken op een wisselsleutel.
(Foto's: Sven Zeegers)


Ook kon het voorkomen dat er wegens omstandigheden geen rijweg naar een bepaald spoor ingesteld mocht worden.
Aan de eindknop kon er dan een schildje bevestigd worden, waarop soms ook de reden van versperring vermeld stond (bijvoorbeeld ‘bovenleiding gestoord’) (foto's 3 t/m 5).

        

Het aanbrengen van een gevaarteken op een eindknop.
(Foto's: Sven Zeegers)

De betreffende eindknop was door de aanwezigheid van het schildje niet in te drukken en dus waren fouten uitgesloten.

Terug naar Home Terug naar Uitleg