AR toestellen


Voor kleine stations was de NX beveiliging te duur en te complex.
NS vond de oplossing in de AR beveiliging.
De bediening van het AR-toestel wijkt enigzins af van het NX-toestel. Het grootste verschil is dat de wissels met behulp van wisselknoppen moeten worden omgelegd in de juiste stand voordat een rijweg kan worden ingesteld wat bij NX automatisch gaat. Door de wisselknop 45 graden om te leggen wordt een wissel omgelegd en gaat een witte lamp in de knop knipperen (wissel wordt omgelegd). Tegelijkertijd wordt de wisselstandaanwijzer gedraaid en is aan de doorgaande witte lijn te zien in welke stand het wissel is aangevraagd.
Pas als alle wissels goed liggen kan er een rijweg worden ingesteld door het gelijktijdig indrukken van de begin- en eindknop.

AR tableaux van voor 1958 zijn zwart van kleur. Na 1958 werd de kleur gewijzigd in groen.


Het kleinste AR-tableau van Nederland in post A te Utrecht d.d. 6 oktober 1974.
(Foto: W. Vos)




Het eerste AR toestel te Oudenbosch.
(Foto: Roelof Hamoen)




Het AR-tableau van Weesp.
(Foto: J.G.C. van de Meene)



Er zijn in Nederland 27 AR toestellen geplaatst.
In de onderstaande tabel is een opsomming gegeven van alle AR beveiligingen.

StationDatum indienststellingDatum buitendienststellingBijzonderheden
Acht7 juli 195810 oktober 1965>> NX-CVL Eindhoven
Anna Pauwlona18 december 195722 oktober 1995
Baarn3 november 19589 juli 1999
Barendrecht14 mei 195618 september 1979>> Integra Rotterdam
Bergen op Zoom17 december 19567 april 1991
Beverwijk29 september 195717 december 2000
Castricum9 maart 19589 september 1980
Delft1 september 195811 september 1994
Den Helder2 maart 195810 september 1995
Deurne (Post Helmond)31 oktober 197627 november 1989
Goes18 maart 19573 november 1991
Heerhugowaard - Broek op Langedijk14 mei 195624 maart 1996
Helmond30 juli 195627 november1989
Horst-Sevenum30 april 195629 juni 1983
Kapelle-Biezelinge18 maart 195713 oktober 1991
Kruiningen-Yerseke18 maart 195713 oktober 1991
Lisse28 mei 195615 april 1980>> NX-CVL Haarlem
Middelburg1 april 195728 juni 1992
Oud Zwijndrecht27 augustus195618 september 1979>> Integra Rotterdam
Oudenbosch16 april 19563 juli 1974Eerste AR beveiliging
Rotterdam Kleiweg9 november19587 juni 1977
Santpoord Noord18 augustus 195717 december 2000
Schagen4 november 1957?? oktober 1995
Uitgeest18 mei 195810 april 1992
Utrecht (post A)16 april 197224 november 1994
Vlissingen15 april 195728 juni 1992
Watergraafsmeer post IV11 mei 195916 september 1990
Weesp11 mei 19591 juni 1986
Zevenbergen18 juni 19563 juli 1974

Beschrijving tableau
Het tableau bestaat uit een aantal kasten van ongeveer 50 cm breed.
Op deze panelen staat een gestileerde afbeelding van het emplacement met daarop verschillende bedieningsknoppen.


Een verklaring van het tableau met daarop de verschillende knoppen en signaleringen. Boven het linker gedeelte van het AR tableau in post T te Baarn d.d. 13 augustus 1975.
(Foto: W. Vos)



  1. Beginknoppen

  2. Deze knoppen konden worden gedrukt of naar boven of beneden worden gedraaid.

  3. Stop / Door knoppen

  4. Deze knoppen dienden voor de bediening van een sein langs de vrije baan in de aankondigingssectie van een overweg bij een halte. Voor een stoppende trein bij de halte kwam het sein tussen de halte en de overweg
    in de stand stop en werd de aankondigingssectie van de overweg uitgeschakeld. Na verloop van enige tijd werd de aankondigingssectie weer ingeschakeld en kwam het sein bij een gesloten overweg weer in de stand voorbijrijden.
    Voor een doorrijdende trein bleef de aankondigingssectie ingeschakeld en werkte het sein automatisch.

  5. Eindknoppen

  6. Deze knoppen konden alleen worden gedrukt.

  7. Wisselknoppen

  8. Met deze knoppen werden de wissels bediend.

  9. Grendelknoppen

  10. Het grendel van wissels of de brug kan worden vrijgemaakt door de bijbehorende grendelknop naar onder te draaien. Hierdoor kan het wissel of de brug ter plaatse worden ontgrendeld.

  11. Vrijgave rangeren

  12. Ter vereenvoudiging van het rangeren kan door het bedienen van de knop 'vrijgave rangeren' op het toestel, de centrale bediening worden gewijzigd in bediening ter plaatse.
    Hierdoor kunnen bepaalde wissels ter plaatse bediend worden door middel van drukknoppen (rode knop voor linkleidende stand, zwart voor rechtsleidende stand). Ook kan het zijn dat grendels van wissels worden vrijgemaakt.

  13. Dimmen sein- en tableauverlichting

  14. Op het toestel is ook een schakelaar aangebracht 'seinverlichting hoog-laag'. Hiermee kunnen alle bediende seinen en de cijferbakken van de toeleidende P-seinen gedimd worden ('s avonds).
    Naast het dimmen van de seinverlichting kunnen ook de tableaulampjes gedimd worden. Dit gebeurd met de schakelaar 'tableaulampjes' met de standen 'laag - midden - hoog'.

  15. Storingen

  16. Storingen ten slotte, worden ook op het tableau gesignaleerd. Het gaat hierbij om: stroomvoorziening, wissels vrijmaken, aardsluiting en codegever.

  17. Stroomvoorziening en wissels vrij maken

  18. Het gaan branden met rood knipperlicht geeft aan dat er een storing is opgetreden in het voedingssysteem van de NX-installatie.
    Het gevolg kan zijn dat een deel van de spoorrelais afvalt en de wissels vergrendeld worden en de betrokken seinen op rood vallen. Het tableau geeft dan de beruchte 'kerstboom' te zien (alle rode vergrendelingslampjes branden). Als de spanning weer terug komt dooft het storingslampje en zal een groen lampje in de knop 'wissels vrijmaken' gaan branden.
    Door op de knop te drukken komen de wissels na verloop van 2 minuten weer vrij.

  19. Aardsluiting en codegever

  20. De storing aardsluiting spreekt voor zich. Het lampje codegever werkt als volgt. Als het lampje codegever brandt, dan betekent dit een storing in de knipperspanningsvoorziening (laat een sein knipperen) voor de seinverlichting.
    In de schakelingen zijn voorzorgsmaatregelen ingebouwd die voorkomen dat een sein dat 'groen knipper' toont niet opeens groen gaat tonen, wat een veel beter seinbeeld is dan omstandigheden toestaan

Bediening en signalering

Als een trein het beheersgebied van de post binnenkomt brandt er in de aankondigingsknop een geel licht en er gaat een zoemer af.
Na het indrukken van de knop zwijgt de zoemer. Het lampje dooft als het sein uit de stand stop komt. Nu moet er een rijweg worden ingesteld. Dit kan op verschillende manieren.

Normale rijweg

Door gelijktijdig de beginknop en de eindknop te drukken komt een normale rijweg tot stand. In afwijking met de NX toestellen moeten eerst de wissels in de juiste stand worden gelegd; dit wordt gedaan door het draaien van de wisselknop. Om deze rijweg te herroepen hoeft simpel weg de betreffende beginknop uitgetrokken te worden. Is er bij de rijweginstelling nog sprake van een stop-door schakeling dan dient eerst de 'stop' of 'door' knop te worden bediend en daarna gelijktijdig de beginknop en de eindknop gedrukt te worden.
Als de trein zich binnen de naderingsafstand bevindt blijven de wissels in de rijweg 2 minuten vastliggen omdat de rijdende trein mogelijkerwijs niet tijdig kan stoppen.
Eindknoppen hebben normaal een zwarte kleur. Bij een spoor zonder bovenleiding is de eindknop blauw. Bij kans op gevaar is de eindknop rood.
Rijwegen naar een spoor met een rode eindknop konden alleen worden ingesteld als een rijweg met beperkte snelheid.
Bij sommige installaties is het ook mogelijk om in één handeling een rijweg in te stellen waarbij ook tussenliggende seinen uit de stand stop komen.
Dit kan door de beginknop aan het begin van de rijweg drukken en de laaste eindknop. Dit wordt doorkoppelen genoemd.

Rijweg met beperkte snelheid

Voor een rijweg met beperkte snelheid dient in plaats van de beginknop te drukken, de beginknop naar onder gedraaid te worden en daarna de op eindknop te drukken.
Om deze rijweg te herroepen moet de beginknop weer naar de normale stand toe gedraaid worden.

Automatische rijweginstelling

Sommige seinen konden in de automatische stand worden gebracht.
Dit werd gedaan door de beginknop met de witte stip omhoog te draaien waarna het sein automatisch werkte.


Storingen AR-beveiliging en gevaartekens

Zoals bij iedere vorm van beveiliging kwam het ook bij de AR-beveiliging wel eens voor dat er sprake was van een storing.
Om ervoor te zorgen dat de veiligheid hierdoor niet in het geding kwam, waren er ook bij deze toestellen voorzieningen getroffen om in zo’n geval fouten en dus gevaar uit te sluiten.
De beveiliging voorzag hier deels intern in, maar er waren ook speciale hulpmiddelen voorhanden.

Wanneer er een probleem was met een wissel en dit slechts in één stand bereden mocht worden, gebruikte men de wisselknop (zie overzicht met tableau-onderdelen).
Normaliter bevond deze zich in de middenstand. De apparatuur ging er dan vanuit dat het wissel in beide standen bereden mocht worden.
Wanneer men nu een wisselsleutel in een bepaalde wisselstand zette, werd de apparatuur gedwongen om enkel rijwegen via de door de treindienstleider bepaalde stand van het wissel in te stellen.
Dit was bijvoorbeeld het geval bij onderhoud aan het betreffende wissel. Om fouten te voorkomen, kon er derhalve een speciaal hiervoor bestemde rode ‘gevaar’-knop op de wisselknop aangebracht worden (foto's 1 en 2).
Deze vestigde niet alleen de aandacht op de afwijkende situatie, maar verhinderde ook het daadwerkelijke omleggen van de knop.

    

Het aanbrengen van een gevaarteken op een wisselknop.
(Foto's: Sven Zeegers)


Ook kon het voorkomen dat er wegens omstandigheden geen rijweg naar een bepaald spoor ingesteld mocht worden.
Aan de eindknop kon er dan een schildje bevestigd worden, waarop soms ook de reden van versperring vermeld stond (bijvoorbeeld ‘bovenleiding gestoord’) (foto's 3 t/m 5).

        

Het aanbrengen van een gevaarteken op een eindknop.
(Foto's: Sven Zeegers)


De betreffende eindknop was door de aanwezigheid van het schildje niet in te drukken en dus waren fouten uitgesloten.


Terug naar HomeTerug naar Uitleg